
Vanaf 2023 komt er een vergoeding voor het maken van een antenataal CTG in de eerste lijn. Tot dat moment kunnen regio’s aanhaken bij een landelijke pilot die al zes jaar loopt en die heeft aangetoond cliëntervaringen uitermate positief zijn. Ervaringen in diverse regio’s laten zien dat je het op verschillende manieren kunt inrichten.
Siegrid Hoekstra, verloskundige bij het Verloskundig Centrum Nijmegen (VCN) is de kartrekker van de pilot die in 2015 van start ging in de regio Nijmegen. Zij kozen ervoor om bij drie indicaties het CTG in de verloskundigenpraktijk te maken in plaats van in het ziekenhuis: bij verminderd leven, na een uitwendige versie en bij naderende serotiniteit. In de regio’s Zwolle en Amsterdam, die kort daarna aanhaakten, wordt alleen bij de indicatie verminderd leven het CTG in de eerste lijn gemaakt.
Naast deze drie regio’s die deelnemen in de pilot worden er ook op andere plekken CTG’s gemaakt in de eerste lijn. Zo maakt het in de regio’s Kennemerland, Helmond en Emmen inmiddels al onderdeel uit van de reguliere zorg omdat die regio’s met hun verzekeraar een integraal tarief hebben afgesproken voor alle geboortezorg. Daarnaast vinden er pilots plaats in de regio’s Hoorn/Medemblik, Volendam en Zaanstreek. De motieven voor het aanbieden van een CTG in de eerste lijn variëren: in de ene regio hebben vrouwen een lange reistijd naar het ziekenhuis, in de andere was er van oudsher al een heel nauwe samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen.
Deze variëteit in motieven en aanpakken is goed, zegt Hoekstra. “Want in iedere regio is de situatie anders. Zo mogen verloskundigen een baby in stuitligging draaien (uitwendige versie), maar veel verloskundigenpraktijken verwijzen hiervoor door naar het ziekenhuis. Dat soort aspecten is allemaal van invloed op de keuzes die je maakt. Wat in ieder geval heel belangrijk is, is dat je samen beslist hoe je het inricht: met alle verloskundigenpraktijken, gynaecologen en zorgverzekeraars in jouw regio.”

Hoe werkt het?
De verloskundigenpraktijken gebruiken Sense4Baby, een mobiele uitvoering van een CTG-monitor. Het product wordt geleverd in een handzaam koffertje met daarin een transducer, een tocodynamometer, een pulse oxymeter, een kleine tablet die de meetwaarden toont en accessoires zoals opladers, gel en buikbanden. Sense4Baby is mobiel bruikbaar. Mocht het nodig zijn om de zwangere vrouw per ambulance naar het ziekenhuis te vervoeren, dan kan Sense4Baby gewoon mee de ambulance in, zodat ook tijdens het transport de hartslag van de baby kan worden gemeten. De data worden automatisch naar de cloud gestuurd. Op het moment dat je wilt dat een gynaecoloog in het ziekenhuis of een collega op afstand meekijkt, dan kunnen zij inloggen en realtime meekijken of achteraf het CTG bekijken. Op die manier is er dus veel meer overleg tussen de eerste en tweede lijn mogelijk.
Verminderd leven
Zoals gezegd maakt de regio Nijmegen bij drie indicaties een CTG in de eerste lijn, gecombineerd met een echo; verminderd leven komt het meest voor. “En dat is ook de indicatie waarbij we in de regel nauwelijks hoeven door te verwijzen naar het ziekenhuis”, zegt Hoekstra. Het is tegelijkertijd niet planbare zorg. “Daarom hebben wij ervoor gekozen om alle verloskundigen te trainen in het maken van een CTG, zodat de dienstdoende verloskundige het zelf kan doen. We hebben wel een achtervang georganiseerd voor het geval dat iemand het toch liever aan een collega overlaat of wil dat een collega live meekijkt, maar in de praktijk hebben we daar in de zes jaar dat we dit nu doen nauwelijks gebruik van hoeven te maken.”
Naderende serotiniteit
In geval van naderende serotiniteit maakt de verloskundige een CTG tussen de 41 weken en 41 weken en drie dagen. Als dat CTG en de echo goed zijn en de baby nog wel even kan blijven zitten, wordt er enkele dagen later een nieuw CTG gemaakt. Hoekstra: “De counseling voor naderende serotiniteit – inleiding bij 41 weken versus afwachten op spontaan inzetten van de baring tot 42 weken met CTG en echo controles – wordt vanaf de 39e week besproken met de cliënt. Deze CTG’s plannen we altijd in voor of na het spreekuur, want de kans is natuurlijk best groot dat de bevalling tussen het maken van de afspraak en het maken van het CTG spontaan op gang is gekomen. Gelukkig gebeurt het bij deze CTG’s zelden dat we vrouwen met spoed moeten doorverwijzen. Wel gebeurt het regelmatig dat we na het CTG een afspraak met het ziekenhuis plannen om de bevalling in te leiden.”
Na uitwendige versie
De derde indicatie is na een uitwendige versie. Hoekstra: “Onze regio is destijds ook initiatiefnemer geweest om vrouwen met een kindje in stuitligging voor versie van de baby niet door te verwijzen naar het ziekenhuis, maar om die handeling bovenpraktijks in het verloskundig centrum Nijmegen (VCN) uit te voeren. Het is dan natuurlijk wel prettig dat je vrouwen na versie niet naar het ziekenhuis hoeft te sturen voor een CTG, maar dat je die controle in het centrum kunt doen.”

Implementatiehandboek
Om te voorkomen dat iedere regio het wiel opnieuw uitvindt, is door Onderzoeksgroep Verloskundige Wetenschap Amsterdam UMC een implementatiehandboek geschreven waarin alle aspecten worden beschreven, van de techniek tot de bedrijfskundige kant, en van het effect op de kwaliteit van zorg tot de te gebruiken protocollen. Hoekstra: “Andere regio’s kunnen dus voortbouwen op de brede ervaringen die inmiddels zijn opgedaan.”
De Academie Verloskunde Maastricht heeft een e-learningmodule ontwikkeld die alle Academies Verloskunde nu aanbieden. Verloskundigen die een CTG gaan maken, kunnen deze training doorlopen om hun kennis op te frissen. Het is immers een thema dat verloskundigen in de opleiding meekrijgen, maar waar ze daarna in de praktijk nooit meer mee te maken hebben. Daarnaast heeft ICT Healthcare Technology Solutions een training ontwikkeld gericht op het werken met Sense4Baby.
De kwaliteitsborging richt iedere regio op een andere manier in. In Nijmegen is er ieder kwartaal een bijeenkomst van gynaecologen en verloskundigen om de in de eerste lijn gemaakte CTG’s te bespreken. Hoekstra: “We merken in de praktijk dat dit niet eens zozeer ten goede komt van de kwaliteit van de beoordelingen, want die is ook zonder die besprekingen heel hoog. Het komt vooral ten goede aan de samenwerking tussen ziekenhuizen en verloskundigenpraktijken. Omdat je elkaar vaker spreekt, leer je elkaar beter kennen en leer je ook door elkaars bril naar bepaalde situaties te kijken. Dat is pure winst.”